Alles over Interreg VI
Interview 8 van de serie ,,Waarom is Europa belangrijk?”
In gesprek met Dirk Wascher
INTERREG-Project BIVAC
De Europese verkiezingen komen eraan. Toch is Europa lang niet altijd zichtbaar in ons dagelijks leven. Maar als je goed kijkt, is Europa overal, zeker in onze Duits-Nederlandse grensregio. En dat is precies waar ons INTERREG-programma Deutschland-Nederland aan werkt; Europa “tastbaar” maken met behulp van grensoverschrijdende INTERREG-projecten.
Ook deze week zullen we met een aantal mensen achter de INTERREG-projecten praten. Ontdek wat Europa doet en wat het betekent in onze grensregio – en vorm uw eigen mening!
Over de persoon
Dirk Wascher is de wetenschappelijke projectcoördinator. Door zijn jarenlange ervaring in de Europese projectwereld – bijvoorbeeld bij Wageningen UR, de Freie Universität Berlin en diverse onderzoekscommissies op het gebied van voedselplanning en circulaire economie in het Nederlands-Duitse grensgebied – is hij bekend met de politieke, sociale en culturele eigenaardigheden van deze regio. Omdat de heer Wascher al jaren in Nederland woont, fungeert hij ook als taalbrug.
1. Vat het project samen in 3 zinnen! Wat doet het voor de regio?
Tot nu toe hebben we steeds meer verschillende biomassa reststromen uit de landbouw, groenteteelt en bosbouw getest op hun suiker- en eiwitgehalte. De Nederlandse partners hebben hun verwerkingstechnologie verbeterd en schaalvergrotingsmogelijkheden gecreëerd. Vooral voor de biomassa van witte kool, rabarber, gras en populier/spar zijn veelbelovende resultaten beschikbaar. Phytowelt ziet een groot marktpotentieel in de ontwikkeling van astaxanthine, dat wordt gebruikt als toevoegingsmiddel in de viskweek, cosmetica en voeding.
“Verschillende soorten specialisatie zijn belangrijk.”
2. Wat zijn de voordelen en de noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking? Waarom is INTERREG/Europa zo belangrijk?
De samenwerking met de partners toont aan dat verschillende soorten specialisatie belangrijk zijn die niet in één bedrijf kunnen worden vastgesteld. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de vereiste biomassastromen in de toekomst zullen moeten voldoen aan hoge kwaliteitsnormen die niet door alle producenten kunnen worden gehaald. Daarom is het belangrijk dat toekomstige logistieke en verwerkingscentra toegang hebben tot supraregionale biomassabronnen om doeltreffend te kunnen functioneren. Uiteindelijk gaat het erom een flexibele en onderling verbonden kringloopeconomie tot stand te brengen, waarvan de partners uit de hele grensoverschrijdende regio kunnen of moeten komen.
3. Wat zijn (binnen het project) succesfactoren of verbeterpunten voor grensoverschrijdende samenwerking?
Het zou mogelijk moeten zijn om de wettelijke voorschriften zodanig te verbeteren dat het vervoer van biomassa niet wordt gehinderd. Bovendien moet het gebruik van organische reststromen worden gereguleerd door samenwerkingsovereenkomsten en niet door wetten. Alle onderdelen van een gesloten-cyclus-economie moeten worden beloond en economisch en door middel van regelgeving worden bevorderd.
Over het project
Achtergrond:
Het BIVAC-project (biorecycleerbare materiaalketens voor nieuwe hoogwaardige producten en componenten) heeft een looptijd van drie jaar en is nu in de helft van de tijd gevorderd. In het belang van een grondstofefficiënte, klimaatvriendelijke en duurzame productie zal dit industriegedreven project nieuwe, economisch levensvatbare producten en processen ontwikkelen op basis van bestaande bijproducten en restmateriaalstromen. De gebruikte biomassastromen zijn afkomstig uit de landbouw (bijv. gras, suikerbieten), groenteteelt (bijv. prei, witte kool, uien), houtverwerking en de voedingsindustrie en dienen als grondstof voor de ontwikkeling van nieuwe waardeketens. De beoogde producten omvatten nieuwe, gezondheidsbevorderende additieven voor diervoeders, maar ook eiwit zelf, vergistbare suikers en smaakverbeterende additieven en substituenten. Daartoe werken bedrijven en academische partners uit alle sectoren samen in een gezamenlijk consortium.
Huidige situatie:
De Nederlandse partners BRS, Grassa en NewFoss hebben tot nu toe specifiek biomassa-monsters uit de landbouw en groenteteelt verzameld om deze op bedrijfsniveau (met behulp van membranen en rotatieverdampers) te concentreren en te testen op suiker- en eiwitgehalte. BRS vond bijvoorbeeld een suikergehalte (monosachariden) van 17% voor alfalfa, 68% voor witte kool en 46% voor uien. Deze materialen werden vervolgens door Phytowelt getest op hun vergistbaarheid, die steeds positief was. Tegelijkertijd heeft de hogeschool Rhein-Waal deze en andere monsters onderzocht op andere ingrediënten om er zeker van te zijn dat alle relevante elementen (bijv. ook bestrijdingsmiddelen) zijn gedetecteerd. Het onderzoek naar vezelresiduen was ook van bijzonder belang omdat zij grote hoeveelheden cellulose bevatten en derhalve als een relevante koolstofbron kunnen worden beschouwd. Hierdoor is de totale hoeveelheid bruikbare fermentatiematerialen aanzienlijk toegenomen. Sinds deze maand heeft BRS een belangrijke opschalingsstap gezet met de uitbreiding van haar activiteiten en kan nu zes keer zoveel plantaardig afval verwerken als voorheen met 1200 kg/uur.
De Nederlandse partner Grassa – die eigenlijk gespecialiseerd is in gras – maakt sinds vorig jaar gebruik van nieuw ontwikkelde extrusietechnologie, waarmee het ook verschillende soorten groenten kan verwerken. Een interessant product is rabarber, dat dezelfde hoeveelheid eiwitrijke bladresten per hectare produceert – 25 ton. De inhoud van ca. 35% levert ongeveer €350 per ton op. Het relatief hoge zuurgehalte van de plant belemmert echter de opbrengst en vereist meer onderzoek.
Ondertussen onderzoekt Phytowelt het gebruik van het suikergehalte uit de proeven van de partners voor de productie van het rode voedselpigment astaxanthine, dat gebruikt wordt als toevoegingsmiddel in de viskweek, cosmetica en in het midden van voedsel. Met het oog op de geplande commerciële productie van astaxanthine met behulp van het fermentatieve systeem is het absoluut noodzakelijk om de genen van de vereiste biosynthetische enzymcascade stabiel te integreren in het genoom van het gastorganisme E. coli. De prijs van astaxanthine ligt rond de 750 tot 2500 dollar/kg; de vraag op de wereldmarkt zal volgend jaar ongeveer 670 ton bedragen.
Phytowelt heeft diverse suikerhoudende hydrolysaten verkregen uit boomresten, met name van populieren- en sparrenhout, door samenwerking met externe partners. Het suikergehalte lag in een geschikt bereik voor vergisting (45-65%), een percentage dat momenteel zelfs hoger ligt dan het aandeel van de meeste biomassastromen uit de landbouw. In samenwerking met onze partners werken we aan het verhogen van de concentratie.
Afgelopen herfst won Phytowelt de prestigieuze Europese Innovatieprijs voor het vlaggenschipproduct van het zeer zuivere raspberryaroma R-alpha-ionon, dat Phytowelt produceert met een lage energietoevoer door biovergisting. Meer hierover leest u hier.