Alles over Interreg VI
Interview 1 van de serie ,,Waarom is Europa belangrijk?”
In gesprek met Paul Sars
INTERREG-project Nachbarsprache & buurcultuur
De Europese verkiezingen komen eraan. Toch is Europa lang niet altijd zichtbaar in ons dagelijks leven. Maar als je goed kijkt, is Europa overal, zeker in onze Duits-Nederlandse grensregio. En dat is precies waar ons INTERREG-programma Deutschland-Nederland aan werkt; Europa “tastbaar” maken met behulp van grensoverschrijdende INTERREG-projecten.
De komende weken zullen we met een aantal mensen achter de INTERREG-projecten praten. Ontdek wat Europa doet en wat het betekent in onze grensregio – en vorm uw eigen mening!
Over de persoon
Paul Sars studeerde Duits in Nijmegen en Duitse filosofie in München. Hij is hoogleraar Nederland-Duitsland-Studies aan de Radboud Universiteit en met Sabine Jentges een van de initiators van dit project, waarvan hij samen met prof. Ute K. Boonen (Duisburg-Essen) projectleider is.
1. Vat het project samen in 3 zinnen! Wat doet het voor de regio?
Duitse en Nederlandse middelbare scholieren leren elkaars taal en cultuur en leefwijze kennen doordat ze samen met elkaar een leerproces aangaan. Daardoor leren ze soms meer van elkaar dan van de docent of uit boeken. Uiteindelijk doel is dat ze zich vrij leren bewegen in de ruime Duits-Nederlandse grensregio, om daar te wonen en studeren, werken en recreëren.
‘Cohesie ontstaat aan de grens, niet in de doorgaans excentrisch gelegen hoofdsteden of bestuurscentra.’
2. Wat zijn de voordelen en de noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking? Waarom is INTERREG/Europa zo belangrijk?
De grens lijkt fysiek verdwenen, maar bestaat nog steeds in de emoties, gedachten en gedragingen. Daardoor wordt de leefwereld van veel grensbewoners beperkt tot 180 graden, terwijl er aan de andere zijde van de grens een wereld te winnen valt. De cultuurverschillen zullen blijven, maar wanneer mensen zich 360 graden vrij durven bewegen, kunnen ze samen het beste uit beide werelden tot stand brengen. Daar komt Europa feitelijk tot leven, en daar ligt dus ook de toekomst voor een sterk, divers én verenigd Europa. Cohesie ontstaat aan de grens, niet in de doorgaans excentrisch gelegen hoofdsteden of bestuurscentra.
‘Gewoon in het diepe springen en samen leren zwemmen blijkt te werken!’
3. Wat zijn (in het kader van het project) succesfactoren of leerpunten voor grensoverschrijdende samenwerking?
Grensoverschrijdende samenwerking kent meerdere modellen. Zo kun je samenwerking zoeken omdat je in het buurland iets aantreft wat je in eigen land wil kopiëren. Een tweede model is het samenbrengen van twee verschillende systemen, zodat er minder belemmeringen worden ervaren of sterkere verbinding ontstaan. Naast deze werkwijzen ervaren we in dit project het succes van het samen leren, samen iets nieuws ontwikkelen. Voor de bevordering van sociale cohesie is dat noodzakelijk; dan komt het niet op het product als zodanig aan, maar op het leerproces, dat tot veranderde houdingen en gedragingen leidt. Zo werken onze Duitse en Nederlandse universiteitsstudenten actief mee in de grensoverschrijdende uitwisselingen van scholieren; hun nabijheid in leeftijd en cultuur werkt als sterke motor in de ontmoeting van de zo vergelijkbare en toch verschillende Duitse en Nederlandse culturen. Dat kan in de les Nederlands, maar ook in de biologieles of bij gymles. Gewoon in het diepe springen en samen leren zwemmen blijkt te werken! Dat is voor mij leerpunt en succesfactor ineen.
Over het project
Het project Nachbarsprache & buurcultuur bevindt zich in het derde jaar en is inmiddels volledig op stoom gekomen. Kern van het project dat door de universiteiten van Duisburg Essen en Nijmegen wordt georganiseerd is een regelmatige uitwisseling van Duitse en Nederlandse middelbare scholieren, die zó intensief is dat er gezamenlijke leerprocessen plaatsvinden. Zo leren ze niet alleen óver elkaar, maar vooral samen met elkaar leren. Meer dan 6000 leerlingen en hun docenten zijn in het project betrokken, net als studenten van beide universiteiten, die meewerken aan de ontmoetingen op de scholen. Onlangs hebben ook Duitse en Nederlandse schoolleiders elkaar ontmoet, om samen over elkaars onderwijssysteem en schoolcultuur te leren. De gekozen werkwijze en didactiek, waarbij betrokkenen ook zelf thema’s en materiaal ontwikkelen, activeert het leerproces op bijzondere wijze en zorgt waarschijnlijk voor duurzame samenwerkingsverbanden.