Alles over Interreg VI
Gemeenten, samenwerkingsverbanden van gemeenten, verenigingen, overige publiekrechtelijke en privaatrechterlijke personen en natuurlijke personen die een onderneming voeren, kunnen een subsidie-aanvraag bij het INTERREG-programma Deutschland-Nederland indienen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ook natuurlijke personen die een onderneming voeren een aanvraag indienen. De volgende punten zijn daarbij van bijzonder belang:
Het belangrijkste criterium voor de goedkeuring van een subsidie-aanvraag is dat het initiatief een grensoverschrijdend karakter heeft, dat tot uiting komt in de gezamenlijke ontwikkeling, de gezamenlijke uitvoering, de gezamenlijke inzet van personeel en de gezamenlijke financiering van het project tussen de projectpartners aan weerszijden van de grens.
Ook is het van belang dat het project duurzaam is en het niet in strijd is met het EU-Gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving.
Voor elk project moet een ‘lead partner’ worden vastgesteld, die voor alle partners gezamenlijk een projectaanvraag indient en ook het eerste aanspreekpunt binnen een project is. De ‘lead partner’ wordt begeleid en ondersteund door het regionale programmamanagements bij één van de vier Euregio’s in het grensgebied. De medewerkers kunnen informatie verstrekken over de subsidiecriteria en kunnen ondersteuning bieden bij de aanvraag en het zoeken naar partners en co-financiering aan beide kanten van de grens. Bepalend voor de vraag welk regionaal programmamanagement uw aanvraag begeleidt is de vestigingsplaats van de ‘ lead partner’.
In de programmaperiode 2014-2020 staan voor de Europese Commissie sterker dan voorheen de programmaresultaten op de voorgrond. Daarbij hoort een logische verbinding van de doelstellingen en resultaten van de afzonderlijke projecten met die van het programma. Elk project moet dus in een van de prioriteiten passen en bijdragen aan de programmadoelstellingen.
De doelstellingen in prioriteit 1 (innovatie) zijn:
De doelstelling in prioriteit 2 (sociaal-culturele en territoriale cohesie) is:
De vermindering van de bureaucratie voor projectuitvoerders is een belangrijk uitgangspunt geweest bij het opstellen van de nieuwe subsidiebepalingen. De subsidiebepalingen (kaderrichtlijn + algemene aanvullende bepalingen) voor het INTERREG-programma Deutschland-Nederland zijn op 7 Oktober 2015 (met latere aanpassingen) goedgekeurd door het Comité van Toezicht. Daarmee bestaan er gezamenlijke voorschriften voor de subsidiëring van grensoverschrijdende projecten in het kader van het INTERREG-programma. Neemt u goed kennis van deze bepalingen want bepaalde regelingen kunnen afwijken van wat u nationaal of in andere programma’s gewend bent.
De actuele subsidiebepalingen kunt u hier downloaden.
Hieronder vindt u een overzicht van een aantal subsidietechnische kernpunten in het INTERREG V-programma:
Als u een project indient, levert u een overzicht mee van de te verwachten kosten per partner. Deze kosten dienen bij de projectaanvraag te worden onderverdeeld in twee categorieën:
Personeelskosten omvatten loon- en salariskosten en overheadkosten zoals gespecificeerd in de overheadkostencatalogus (zie “overheadkosten”), die voor de in het kader van het project ingezette fucnties ontstaan. Voor subsidiëring komen uitsluitend personeelskosten in aanmerking die direct aan het project kunnen worden gerelateerd en die binnen de looptijd van het project worden gemaakt. In bepaalde gevallen zijn bovendien personeelskosten subsidiabel, die in het kader van plannings- of voorbereidingsactiviteiten zijn gemaakt.
Overige kosten omvatten alle projectgebonden kosten die niet onder personeelskosten vallen.
De berekening en de vergoeding van loonkosten vindt niet langer plaats op basis van daadwerkelijke kosten, maar volgens een standaard uurtarief op basis van de vooraf voor de betreffende medewerker vastgelegde functiegroep. Hierdoor wordt een grote vereenvoudiging bij het berekenen en afrekenen van personeelskosten bereikt. Als onderbouwing van de declaratie van personeelskosten is namelijk een bewijs van de gewerkte uren voldoende.
Bij de indeling van een werknemer in een van de functiegroepen geldt dat de functiegroep overeenkomt met de functies en taken van de betreffende werknemer binnen het project.
Per begrotingsjaar kunnen per voltijd medewerker (=1 FTE) maximaal 1650 uren worden afgerekend. Bij een deeltijdbetrekking wordt het aantal maximaal af te rekenen uren naar rato verlaagd. Wanneer een medewerker 100% van zijn contractueel vastgelegde arbeidstijd voor een project werkt, kan gebruik worden gemaakt van de standaardtarieven per maand. In dit geval vervalt de documentatie van gewerkte uren.
Als overheadkosten worden kosten beschouwd die niet in directe relatie met het project staan en die nodig zijn voor management en ondersteuning van projectmedewerkers en voor uitrusting en onderhoud van hun werkplekken. Voor het INTERREG-programma zijn de overheadkosten gedefinieerd in een catalogus, die deel uitmaakt van de subsidiebepalingen.
Overheadkosten worden altijd met behulp van een standaardforfait afgerekend. Hierbij geldt een forfait van 25% van de subsidiabele loonkosten voor projecten in prioriteit 1 en 15% van de subsidiabele loonkosten voor projecten in prioriteit 2.
Alle kosten die niet onder personeelskosten vallen worden gedeclareerd op basis van daadwerkelijke kosten. Dat wil zeggen dat u voor deze kosten facturen en betaalbewijzen moet kunnen voorleggen. In de subsidieregelingen wordt beschreven welke voorwaarden bijvoorbeeld voor investeringsgoederen of reiskosten gelden.
Bij grotere opdrachten boven 15.000 euro moeten ook de aanbestedingsregelingen van het INTERREG-programma worden gevolgd. Deze zijn te vinden in de algemene aanvullende bepalingen. Vooral voor bedrijven die deelnemen in INTERREG-projecten zijn hierbij vereenvoudigingen voorzien.
Projectaanvraag, declaraties en rapportages worden elektronisch ingediend via het INTERREG-monitoringsysteem InterDB. Dit systeem werkt geheel online. De toegangsgegevens tot het systeem ontvangt u via het regionale programmamanagement. Voordat u deze toegangsgegevens aanvraagt is het handig om uw projectidee met een van de medewerkers van uw regionale programmamanagement te bespreken.
Aan deze antwoorden kunnen geen rechten worden ontleend!
Voor verdere vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met het Gemeenschappelijk INTERREG-Secretariaat.